Responsabilité civile - droit scolaire
Aansprakelijkheid voor educational malpractice Rb. Leeuwarden 24 januari 2007 (R. Kuiphof/De stichting Christelijke Hogeschool Nederland en Start Uitzendbureau B.V.)
Inleiding
Scholen zijn verplicht om aan de door hun toegelaten leerlingen kwalitatief behoorlijk onderwijs te bieden. Een recente ontwikkeling is dat leerlingen, studenten en ouders er steeds minder voor terugdeinzen om het bevoegde gezag van de school aansprakelijk te stellen voor schade die is veroorzaakt door het verzaken van die verplichting.1 Deze evolutie hoeft niet te verrassen. Onderwijsinstellingen krijgen immers vaker te maken met mondige leerlingen, studenten of ouders die waar eisen voor hun geld. De ‘onderwijsverstrekker’ is verworden tot ‘onderwijsproducent’, de ‘onderwijsontvanger’ tot kritische ‘consument’.2 Bovendien zijn er ontwikkelingen waar te nemen die het risico vergroten dat een kind niet die (vorm van) onderwijs krijgt die het behoeft. Men denke daarbij aan het probleem van de personeelstekorten in het onderwijs, de taalachterstand van allochtone kinderen, grote klassen, enzovoort. In deze bijdrage wordt eerst onderzocht wat ‘kwalitatief goed onderwijs’ inhoudt. Vervolgens bespreek ik een recent vonnis waarin de aansprakelijkheid van een hbo-instelling aan de orde is gekomen. Tot slot besteed ik aandacht aan enkele vermogensrechtelijke hindernissen die moeten worden overwonnen om de rechter te overtuigen dat een school aansprakelijk is voor de schadelijke gevolgen van tekortkomingen in het verstrekken van goed onderwijs.3
Kwalitatief goed onderwijs
Welke kwaliteitseisen worden er in het algemeen aan het onderwijs gesteld?4 Voor het primair onderwijs is de zorg voor kwaliteit tegenwoordig neergelegd in art. 10 Wet op het primair onderwijs (WPO).5 Dit artikel bepaalt dat het bevoegd gezag een zorgplicht voor de kwaliteit van het onderwijs heeft. Als ondergrens geldt dat in ieder geval het schoolplan wordt uitgevoerd ‘op een zodanige wijze dat de
1.